De dag na mijn geboorte in 1955 fietste mijn vader meteen naar St Nicolaasga, om het blijde nieuws over te brengen. ‘… en hij is naar heit vernoemd,’ zei hij trots. ‘Hoe heet hij dan?’, vroeg zijn vader. ‘Herman.’ ‘Dan ben ik niet vernoemd,’ stelde Pake Harmen resoluut vast.
Vensters en deuren
Toen ik de parkeergarage binnenreed, realiseerde ik me dat de routebeschrijving nog op mijn bureau lag en mijn portemonnee thuis op de radiator lag te drogen. Op goed geluk stak ik via het Damrak door naar de Nieuwezijds en vond tenslotte de straat. Mijn zakelijke outfit viel gaandeweg meer uit de toon. Links en rechts verschenen rood verlichte dames in vensters en geen enkele voordeur droeg de naam die ik zocht. Ik daalde diep in mijn onderbewustzijn af en kwam boven met nummer 40, maar dat bleek niet te bestaan. De enige levende ziel voorhanden was een mooie hoer, die op stiletto’s ballancerend tegen een deurpost leunde en alleen haar onderdeurtje naar de hel had bedekt. Toen aan de overkant een matrone verscheen, die met haar breiwerk op een bankje plaatsnam, had ik al besloten het meisje aan te spreken.
‘Bent u hier bekend?’, vroeg ik met de attachékoffer voor mijn kruis. ‘Ik zoek het atelier van een kunstenaarsechtpaar.’
Haar houding veranderde iets. Met het denkbeeldige menu nog losjes bij de hand, want hoerenlopers drukken zich nooit eender uit, keek ze me onderzoekend aan. Ik herhaalde mijn vraag. Toen begreep ze me en knikten haar naaldhakken.
‘Ik weet het niet … ik woon niet in de stad. Misschien kunt u beter die mevrouw vragen. Zij kent iedereen.’
‘Goed, dank u wel,’ zei ik en liet mijn blik terloops langs haar bekoorlijke vormen glijden. Waarom niet? Ik was er nu toch!
‘Ik heb hier ook een atelier,’ grapte de dame met een knipoog.
‘Een naaiatelier,’ knikte ik. ‘Ik zoek een kunstenaarsechtpaar.’
‘Weet ik, schat, maar daarom mag je nog wel binnenkomen.’
‘Ik ben al laat,’ zei ik zo vriendelijke mogelijk.
‘Probeer het dan maar eens bij die rooie deur, ginder rechts.’
Het bleek nummer 58 te zijn en ik zag geen naambordje. Toen ik aanbelde deed Mark open. Hij leek verheugd mij te zien.
‘Hallo, kom snel binnen. We hebben broodjes gehaald.’
‘Lekker,’ zei ik oprecht en volgde hem naar boven.
Eerder gepubliceerd in mijn bundel De Juiste Dosis 2013