Mijn vriend Willem zette de buizenradio aan. Met het oplichten van het controlelampje naderde een bromtoon met een gevaarlijke krikkelkrak. Hij freubelde aan een kabel – krrrk! – en lichtte het deksel van de grammofoon. Uit een bruine hoes gleed een langspeelplaat.
Nick Cave - God is in the house
STEMGEDRAG
Ik ben niet bijzonder geïnteresseerd in politiek. In de loop der jaren heb ik gestemd op verschillende politieke partijen, waarbij ik me over het algemeen liet leiden door de persoonlijkheid van de partijleider. Dit jaar (2012) – midden in de economische crisis – was de keuze wel heel erg lastig. Ten eerste zijn er geen aansprekende persoonlijkheden meer in de politiek. Ten tweede zijn er teveel partijen en te weinig onderlinge verschillen. Tegen de ideologie van socialisme - algemeen belang boven persoonlijk belang – heb ik grote bezwaren, maar aan de andere kant wil ik wel een partij kiezen, die solidariteit propageert. Persoonlijk ben het meest gebaat bij rechts, omdat die de hypotheekrenteaftrek beschermen. Er zijn ook een aantal partijen, waar ik sowieso niet op kan stemmen, zoals de Christen-Unie, maar dit jaar heb het serieus overwogen, toen ik hoorde dat Arie Slob tegen de Volkskrant had bekend, dat God in the house van Nick Cave zijn favoriete song is.
Maar je gaat toch niet op iemand stemmen, vanwege zijn muzikale voorkeur?, hoor ik u zeggen. O nee, waarom niet? Zoals ik al aangaf heb ik geen vertrouwen in politieke programma’s, zeker niet in dit coalitieland. Uiteindelijk is het vooral belangrijk, wat de persoonlijke capaciteiten zijn van de mensen die ons land regeren. Juist in een tijd, dat er hele moeilijke keuzes moeten worden gemaakt, keuzes tussen twee kwaden.
De muzikale voorkeur van Arie Slob kun je op verschillende manieren duiden:
1. Hij gaat puur op de tekst af en weet niets over Nick Cave. Kan ik me eerlijk gezegd niet voorstellen.
2. Hij geeft een politiek wenselijk antwoord; in dat geval zit hij sowieso mis.
3. Hij is een man met sterke opvattingen, maar – ondanks zijn streng christelijke achtergrond – kan hij relatieveren. Ik acht dit laatste het meest waarschijnlijk.
NICK CAVE
Nick Cave is bepaald niet een muzikant met onbesproken gedrag. Hij kwam begin jaren tachtig op de new wave periode met The Birthday Party uit Australië aandrijven, en richtte hier in 1983 The Bad Seeds op, waarmee hij een reeks albums maakte. Zijn songs variëren van gewelddadig, tot zeer emotioneel en gevoelig. In 2006 zag ik hem in de Heineken Music Hall. Het viel me toen weer op, hoeveel songs eindigend in een extatische climax. Zijn grote thema’s zijn: de dood, geweld, liefde en religie. Een Reviaanse cocktail. Op het album Murder Ballads uit 1997 wordt in iedere song minimaal één persoon vermoord, behalve in de laatste. Dat is een Bob Dylan Cover: Death is not the end (Later door Freek de Jonge bewerkt tot Er is leven na de dood).
Een jaar later maakte hij The Boatman’s call, met een duidelijke verwijzing naar de oversteek van de rivier Styx naar de onderwereld. In 1999 moest hij afkicken van een ernstige verslaving aan drank en heroïne. Toen dat was gelukt, maakte hij met de Bad Seeds het album No more shall we part, dat in 2001 uitkwam. Daarop staat God is in the house, een prachtige piano song. Bijna verstild gezongen, met af en toe knarsetandend een sneer naar de boze buitenwereld. In de tekst wordt een idealistisch beeld geschetst van een stadje waar louter vrede heerst, want God is in the house.
EEN WOORD VAN TROOST
Minkukels zullen wellicht beweren dat het humor moet zijn, en dat het religieuze besef van Cave niet te serieus moet worden genomen, een vergissing die bij Reve ook vaak is gemaakt. Ik kan natuurlijk niet in de ziel van de artiest kijken, maar in elk geval ben ik het met Arie Slob eens: devotie is niet hetzelfde als fundamentalisme. Ik loop er persoonlijk minder mee te koop, maar ik herken zijn spirituele tinteling. Ook al geloof je niet in een Vent met een Baard die kan toveren, daarom kun je nog wel geloven in een God. En als zelfs dat niet lukt, zou je op zijn minst kunnen wensen dat je kunt geloven in een God, een hogere macht, die borg staat voor al het goede in de wereld.
Hetzelfde geldt wat mij betreft voor de politieke kant van de song. Je kunt natuurlijk beweren, dat Nick Cave hier de standpunten van The Tea Party verkondigt, het ultrarechtse Amerika dat verlangt naar een samenleving zonder homo’s, zwarten, en zinloos geweld. Waar de politie alleen nodig is om een poesje uit de boom te halen. Maar ook op dit punt herken ik het sentiment van Cave. Natuurlijk heb ik niets tegen immigranten, moslims en een open moraal. Ik zou niemand het land uit willen zetten, maar ik ben wel blij dat het hier in de straat rustig is, en de maatschappelijke onrust iets is van de tv (ik heb een afstandbediening) of de krant (die lees ik niet).
Ik ben katholiek opgegroeid in de jaren vijftig, en kan soms hartstochtelijk terugverlangen naar de wereld van mijn jeugd, toen ik iedereen kende en iedereen kon vertrouwen. Toen ik nog een bewaarengel had, die over mij waakte. Toen er zelden een auto door de straat reed en alles op loopafstand lag. Ik herken de troostende toon van God is in the house in alle ernst.
Eerder verschenen in de bundel This is my song+ ©2015 onder de titel Een woord van troost.