‘Wat doe je nou?’, vroeg ze toen ik de stofzuiger wegzette. ‘Ik ga me scheren,’ zei ik. ‘Ben je hier dan al geweest?’ ‘Hier liggen toch geen scherven?’
Chili con carne
Omdat mijn vrouw nog een laat overleg in Vaassen had, besloot ik Chili con Carne te maken. Onderweg van mijn werk haalde ik voor alle zekerheid een zakje saus. De rest hadden we in huis, schatte ik. Will maakte het altijd met Kapucijners in plaats van Bruine Bonen, dus doe ik dat ook. Als ze thuis kwam – gewonnen of verloren – zou ze trek hebben en mij prijzen als ik het eten klaar had.
De eerste keer dat ik bij mijn vriendinnetje Francine at, kookte ze voor mij. ‘Bruine bonen,’ zei ik ‘lekker.’ Ze lachte verliefd en zei dat het Chili Con Carne heette. Ik vroeg wat ze er wel niet allemaal doorheen had gedaan en ze antwoordde, om mij vertrouwen te geven: ‘Het is heel gemakkelijk. Iedereen kan het. Je gooit gewoon alles erin wat je lekker vindt.’ Francine hield van sla, dus had ze er sla bij. Mijn andere vrouwen deden dat nooit, maar ik had een zakje gemengde sla in het groentevak zien liggen en besloot het er voor de gelegenheid bij te doen. Een stil aandenken aan een meisje van toen.
Toen alles in de pan zat, zag ik een onthoofde ananas op het aanrecht staan. Verhip, dacht ik, deed Janke er niet altijd ananas in? Ik vond de ananasboor en draaide net zo lang, tot ik er doorheen was. Ik sneed het fijn en deed het er ook door heen. Toen zette ik de pan op 1.
Ik liep naar mijn kamer en schreef dit verhaaltje over de vrouwen in mijn leven, toen de bel ging. Het was mijn moeder. We hadden elkaar meer dan een week niet gezien.
‘Moet je nog eten?’, vroeg ze met geveinsde schrik. In de keuken lichtte ik demonstratief het deksel:
‘Bruine bonen,’ zei ze. ‘Hmm, lekker.’
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in de bundel Terug naar het Ei 2015